Bloedafname

Een kleine baby heeft weinig bloed en het kost veel energie om rode bloedcellen aan te maken. Deze energie is ook nodig om te groeien en gezond te blijven. Artsen nemen vaak bloed af om te controleren hoe het met je baby gaat. Dit kan bijvoorbeeld om infecties op te sporen of om bilirubine te meten. Meestal gebeurt dit via een hielprik. Als er vaak bloed moet worden afgenomen, kan dit via een arterielijn (een lange lijn in een slagader). Dit voorkomt dat je baby steeds opnieuw geprikt moet worden. Soms verliest je baby ook bloed als er een infuus wordt aangelegd.

Bloedonderzoek

Met bloedonderzoek kunnen artsen veel belangrijke informatie krijgen, zoals:

• Zuurstofopname en koolstofdioxideafgifte: Dit laat zien hoe goed de longen werken.
  
  
• Bloedsuikerspiegel: Belangrijk voor de energievoorziening van het lichaam.
  
  
• Lever- en nierfunctie: Geeft aan hoe goed deze organen werken.
  
  
• Mineralen en bilirubine: Helpt bij het opsporen van geelzucht en andere problemen.
  
  
• Infectiewaarden: Laat zien of er een infectie is.
  
  
• Bloedgehalte: Controleert of er genoeg rode bloedcellen zijn.
  
  

Bloedtransfusie

Soms heeft een baby een bloedtransfusie nodig. Dit kan ook meerdere keren nodig zijn. Vaak kan een babygoed opknappen van ene bloedtransfusie.Als je baby een aantal weken oud is, kan de arts ijzer geven om de aanmaak van bloedcellen te bevorderen.